De eerste trainingsdagen zitten erop.
We gaan sowieso iedere dag een wandelingetje maken, maar nu let ik er op dat we de juiste afstand afleggen en kijk ik toch ook dat er enig tempo in zit.
En dan begin ik toch stilaan mijn twijfels te krijgen. Jerry stopt heel erg vaak en dan heb ik er het raden naar wat er aan de hand is. Soms om mij te tonen dat er veel barsten in het asfalt zijn. En dan zeg ik : die zouden er niet zijn als jij het nog kon maken. Een heel stil ‘ja’ krijg ik dan als antwoord. Want de ironie wil, dat Jerry hier met zijn ploegmakkers de asfalt heeft gelegd, zoveel jaar geleden. Vervolgens komt de vraag weer naar boven waarom dit ons moest overkomen.
Maar goed, er is een doel en we moeten verder. Dus leg ik alweer uit dat we moeten proberen om verder te stappen want dat we op 8 november 10 km moeten afleggen. En we zijn weer vertrokken. Tot Jerry een miertje ziet, een steentje , iemand ziet passeren of tot hij het einde van de stoeprand bereikt. Want daarop wandelt hij het liefst ! Dus ik moet meekijken en anticiperen. Op voorhand zeggen dat hij moet oversteken, om daar op de stoeprand te stappen…
Wanneer we aan de trappen komen, wil hij die graag oplopen. Want dat deed Rocky immers ook. Dus doen we dat met begeleiding van het juiste deuntje !
Aan de deur van het wzc bereiken we de nodige afstand volgens ons trainingsschema.
Jerry doet het supertoppie en dat zeg ik dan ook. Ik vertel hem ook dat ik fier op hem ben. En dan zie ik de fonkeling in zijn ogen. Want een pluimpje doet wel goed.
Op weg naar huis, speel ik alles weer even af in mijn hoofd. En dan komt het advies van Prof. Vandenberghe weer naar boven. Jerry zal zich niet meer aanpassen, iedere aanpassing zal van jullie komen !
Verdorie, hij heeft gelijk. Dat mag ik morgen niet vergeten.